- 2Betydelse: doorstromengaan rondgaan circuleren
- 3Betydelse: scharrelengaan vrijen
- 4Betydelse: lopengaan ijsberen kuieren schrijdenslenteren wandelen zich begeven voortbewegen
- 5Betydelse: schietengaan vieren
- 6Betydelse: functionerenlopen werken gaan
- 7Betydelse: fietsenlopen reizen rijden zich begeven gaan
- 8Betydelse: 'm smerenaftaaien opstappen vertrekken weggaan gaan
- 9Betydelse: passenpassen gaan
- 10Betydelse: kunnenlukken mogelijk zijn willen gaan